Eeuwenlang vormt het gebied dat wij nu Duitsland noemen een lappendeken van steden en staten. Na oorlogen tegen Frankrijk wordt Duitsland in 1871 een keizerrijk. De staatsman Otto von Bismarck uit de staat Pruisen is de drijvende kracht hierachter en wordt de eerste rijkskanselier. Koning Wilhelm I, ook uit Pruisen, wordt de eerste keizer. Samen hebben zij de feitelijke macht: het ingestelde parlement heeft amper bevoegdheden.
Het nieuwe keizerrijk is in één klap een groot en machtig land. De industrie groeit begin twintigste eeuw sterk, net als het aantal inwoners. Een buitenlandse politiek, met als doel om koloniën te verwerven, zorgt voor spanningen in Europa. Een combinatie van
, bondgenootschappen en militair vertoon zetten de verhoudingen op scherp.