Midden in de bossen van Ermelo staat Bartiméus, voorheen Sonneheerdt. Al decennialang is dit een woonomgeving voor mensen met een visuele beperking. Maar sinds zo’n vijftien jaar is dit ook de plek van de omgekeerde integratie: mensen met en zonder visuele beperking wonen samen in de wijk. Wat is de geschiedenis van Sonneheerdt en deze omgekeerde integratie, en hoe ervaren medewerkers en inwoners dit zelf?
Het terrein, dat bij Sonneheerdt behoort, is twaalf hectare groot, bestaande uit bosch en hei, doorsneden van rechte, uitgegraven paden, waardoor de blinde in staat is, met een stok alleen te wandelen. Om wat zangvogels te trekken in deze aan water zoo arme omgeving, werd een kleine vijver gegraven, wat uitmuntend aan zijn doel heeft beantwoord.
Zo werd Sonneheerdt in 1929 in de eigen brochure omschreven. “Blinden een zo normaal mogelijk leven te bieden, zowel wat hun wonen als hun werken betreft.” Dat is het doel waarmee Sonneheerdt is opgericht, blijkt uit de in 1975 uitgegeven folder “Sonneheerdt: vraag en antwoord.” In 1921 werd de vereniging Sonneheerdt opgericht, vanuit een christelijke grondslag. Vijf jaar later werd in Ermelo een eerste tehuis geopend. Het ideaal was, en is nog altijd, om mensen met een visuele beperking in de “open maatschappij” te laten wonen en werken.
Het Sonneheerdt tot aan het eind van de twintigste eeuw was eenvoudig, maar wel van alle gemakken voorzien. De slaapkamers van de inwonenden waren tussen de negen en twaalf vierkante meter. Alle ruimtes moesten zo gelegen zijn, dat de blinden “rustig, veilig en gemakkelijk in het huis de weg kunnen vinden.” Dit gold zo ook voor de eetkamer, de bibliotheek en de werkzalen. Er kon gewerkt worden in de moestuin, maar ook in de weefzaal en de mattenvlechterij. Visueel beperkten konden op deze manier een vak leren.
Miranda de Vente, de huidige teamleider van Bartiméus Ermelo, blikt terug: “Vroeger leefden mannen en vrouwen hier gescheiden. Ik denk dat het integreren toen veel minder van belang was dan nu: er werd veel meer gekeken naar het terrein zelf en niet naar hoe bewoners erbij betrokken konden worden.”
Omgekeerde integratie
In 2005 kwam er een belangrijke uitbreiding op het terrein in Ermelo. Er werden honderdvijftig woningen opgeleverd, bestemd voor mensen zonder visuele beperking. Dit project wordt omgekeerde integratie genoemd: zienden kwamen tussen de bewoners van Bartiméus wonen. In plaats van een blindenwijk ontstond er zo een blindvriendelijke wijk, voor iedereen. Deze wijk heet Parc Viventra.
De Vente is ervan overtuigd dat het omgekeerde integratieproject van de afgelopen vijftien jaar in bepaalde mate is geslaagd. “Toen mensen hier naartoe zijn verhuisd zijn we gestart met een buurtkrant,” vertelt ze. “Daarin stonden verhalen van particulieren en bewoners van Bartiméus, om elkaar te leren kennen. De krant heeft zes jaar bestaan. We zijn er uiteindelijk mee gestopt omdat er geen input van beide kanten kwam. Dit lazen wij als: “mensen kennen elkaar nu wel een beetje, ze hebben de krant niet meer nodig.” Mensen in de zorgappartementen wonen er al jaren, net als de particulieren en die kennen elkaar onderhand wel. Er is bijvoorbeeld ook een buurtsuper waar mensen elkaar tegenkomen: de basis is gelegd.”
Ook komen er initiatieven vanuit de woongroepen zelf om de buren te betrekken bij bijvoorbeeld een burendag, barbecues en andere leuke activiteiten, vertelt De Vente. “Daarnaast worden er vrijwilligers gevraagd voor een wandelingetje, kletsen met een kop koffie of boodschappen doen. De belangen van de bewoners van Bartiméus en particulieren worden behartigd door deze zaken te organiseren.”
De kamers van de inwoners van Parc Viventra zijn erg luxe, zegt De Vente. “Ze hebben allemaal hun eigen slaapkamer, badkamer, keuken en voordeur. Sommige appartementen zijn zelfs zo groot dat er gezinnen kunnen wonen. Momenteel wonen er 48 ouderen met een visuele beperking, met een grote woonkamer.”
Het terrein rondom Parc Viventra is aangepast voor zowel visueel beperkten als particulieren. “Zo is er een ‘as der zintuigen’ aangelegd, waarbij er over een pad gelopen kan worden dat is ingericht met verschillende bomen, planten en bloemen, om de geuren, geluiden van de wind en de kleuren waar te kunnen nemen. Het is dus voor zowel particulieren als Bartiméus-inwoners een mooie omgeving.”
Richard Bos
Een van de inwoners van Parc Viventra is de zestigjarige Richard Bos. Hij woont inmiddels al twee jaar bij Bartiméus in Ermelo. Voordat hij er introk woonde hij zelfstandig in Groningen. Hij ging echter steeds slechter zien, waardoor hij bij Bartiméus terechtkwam.
“Het wonen bij Bartiméus heeft twee kanten,” vertelt hij. “Het zijn prachtige appartementen: ik woon zelf in een luxe woning met drie kamers. Ook de omgeving is prachtig: Ermelo ligt middenin de bossen. Maar in de gemeenschap wonen zoals ik nu doe is anders dan wat ik verwacht had. Er zijn namelijk veel mensen die al heel lang bij Bartiméus wonen, met een aangeboren blindheid of oogaandoeningen die erger kunnen worden. Sommigen hebben ook een verstandelijke beperking of een vorm van autisme. Het zijn erg lieve mensen, maar ze hebben wel een hele andere achtergrond dan ik.”
Vanaf zijn geboorte had Bos een lui oog en hij had van kinds af aan al een hoge min-sterkte. “Tot vier jaar geleden had ik -24,” vertelt hij. “Op een gegeven moment is mijn netvlies geknapt. Dit is met een laser gedicht, maar in 2014 is er in de gele vlek een gat gekomen. Dit gat hebben ze dichtgemaakt, maar wel als gevolg dat ik een extra oogaandoening heb: metamorfopsie. Dit betekent dat alles wat ik nu zie, ik zie als een lachspiegel. Een lantaarnpaal is niet strak recht, maar kronkelt.”
Bos is niet speciaal voor de omgekeerde integratie naar Bartiméus verhuisd. “Als er alleen bewoners van Bartiméus hadden gewoond, had ik dat ook geen probleem gevonden,” zegt hij. “In mijn tijd in Groningen ben ik vaak door buurtbewoners uitgejouwd omdat ik een blindenstok had. Dat was niet fijn en gebeurt hier gelukkig niet.” De keuze voor Bartiméus kwam vooral door de omgeving. “Het is een prachtig gebied. In Groningen was ook een zorginstelling, maar daar was je alleen welkom als je ook in een rolstoel zat. Dat is zowat het enige dat ik niet heb.”
Bos is zelf een makkelijke prater en maakt graag contact met de buren. Niet iedereen is echter even sociaal. Er komen weinig vrienden bij hem langs: het wonen bij Bartiméus geeft volgens Bos een stempel. “Mijn vriendengroep uit Groningen is in de afgelopen twee jaar nog niet langs geweest. Anderen voelen zich hier ook eenzaam. Je moet veel meer moeite doen dan gemiddeld om in contact te blijven met de buitenwereld.”
Over een paar jaar hoopt Bos toch weer zelfstandig te kunnen wonen. “De vrijheid die je hebt om ook eens te kunnen zeggen “morgen even niet,” bestaat niet. Ik heb een natuurlijke drang om zelf dingen te kunnen doen. Bartiméus is heel goed voor mij, maar het past achteraf gezien toch niet zo goed bij me. Je hebt hier wel de kans om beter te herstellen.”
Dit artikel is geschreven voor het project DisPLACE, voor de masteropleiding Publieksgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam 2018-2019.