Migranten met een visuele beperking: op zoek naar een nieuw (t)huis

Huis en haard achterlaten, op zoek naar een beter bestaan. Voor veel migranten is de zoektocht naar een nieuw thuis een lastige weg. Maar voor migranten met een visuele beperking liggen op deze weg vaak nog meer drempels. Hamid Talaie uit Iran, Amany Shalha uit Syrië en Jerrel Volkerts uit Suriname vertellen over hun zoektocht naar een nieuw (t)huis.

Ze hebben alle drie een visuele beperking en kwamen alle drie naar Nederland, maar verder hebben Hamid Talaie, Amany Shalha en Jerrel Volkerts ieder een eigen verhaal. Talaie werd geboren met albinisme. “Dat is een genetische afwijking”, vertelt hij. “Mijn gezichtsvermogen is vijf procent. Door mijn albinisme ben ik ook gevoelig voor drukte en licht.”

Ook Volkerts had van kleins af aan al een visuele beperking. “Als kind merkte ik al dat ik niet goed zag. Mijn oma nam mij daarom hier in Nederland mee naar de huisarts. Die vertelde aan haar dat ik slechtziend was. Maar omdat mijn oma de taal niet goed sprak dacht zij: ‘hij ziet slecht’. Ik kreeg een bril, meer niet. Op mijn vierendertigste werd mijn oogzenuwziekte pas echt geconstateerd. Ik zie nu nog twintig procent.”

Shalha kreeg haar visuele beperking op haar zesde. “Ik woonde toen in Damascus, de hoofdstad van Syrië”, vertelt ze. “Met leeftijdsgenootjes was ik op het dak aan het spelen toen ik naar beneden viel. Daardoor werd ik slechtziend. Ik moest meerdere operaties ondergaan, maar door een fout van de artsen werd ik op veertienjarige leeftijd volledig blind.”

Amany Shalha (links) tijdens een bijeenkomst van stichting Beter Zien Anders Kijken. Foto: Amany Shalha.
Naar Nederland

In Syrië werd Shalha door haar visuele beperking niet serieus genomen, vertelt ze. “En als je ook nog vrouw bent, maakt dat het nog ingewikkelder. Maar ik heb doorgezet. Na de middelbare school heb ik Engelse taal en literatuur aan de universiteit van Damascus gestudeerd en ben daarna als tolk aan de slag gegaan. Het was een heel leuke organisatie: met de computer kon ik veel doen en ik kreeg veel erkenning. Maar de situatie in het land werd te gevaarlijk.”

Twee jaar geleden vluchtte Shalha daarom naar Nederland, samen met haar broer en zus. “We zijn met een bootje de Middellandse Zee overgestoken. Dat was erg gevaarlijk: we zijn uiteindelijk door de kustwacht gered. We belandden daarna in een vluchtelingenkamp in Griekenland en later in Macedonië. Daar was niets geregeld voor mensen met een visuele beperking. Het lastige is dat je niet weet waar je bent, en met wie. Dat voelde heel onveilig.”

Talaie en Volkerts zijn al langer in Nederland. Talaie kwam in 1994 vanuit Iran in zijn eentje naar Nederland. “Ik heb twee jaar in een asielzoekerscentrum gezeten. Dat was geen fijne tijd. Door alle verschillende nationaliteiten was het er erg onrustig. Ik was daarom erg blij dat ik uiteindelijk een verblijfsvergunning kreeg en mijn gezin naar Nederland over mocht komen.”

Volkerts kwam op zesjarige leeftijd vanuit Suriname naar Nederland. “Dat was echt een cultuurschok. Alleen al het weer: het was hier zo koud! Mijn moeder is daarom uiteindelijk teruggegaan. Ik groeide daarom bij mijn grootmoeder op.”

Jerrel Volkerts bij zijn stichting Beter Zien Anders Kijken. Foto: Jerrel Volkerts.
Wennen in Nederland

Voor Shalha was haar eerste tijd in Nederland bijzonder zwaar. “In Nederland werden wij opgevangen in het vluchtelingenkamp Heumensoord in Nijmegen”, vertelt ze. “We zaten daar met wel drieduizend anderen. De wc’s waren zo ver dat ik altijd iemand mee moest vragen. Ik miste mijn vrijheid en privacy. Zo wist ik ook niet wanneer ik mij om kon kleden, of iemand keek of niet. Door te weinig eten werd ik uiteindelijk zo ziek, dat ik werd overgeplaatst naar een betere plek.” Achteraf bleek ook dat er een fout was in Shalha’s dossier. “Ze wisten niet dat ik visueel beperkt was. Anders was ik misschien beter opgevangen.”

Voor Talaie waren de eerste jaren in Nederland ook turbulent. “Door mijn visuele beperking vond ik het erg lastig om als te regelen: met de belasting, of zaken voor de kinderen. Dit zorgde uiteindelijk voor een conflict met mijn toenmalige vrouw.”

Hamid Talaie tijdens een bijeenkomst van ‘Bloemen langs de weg’. Foto: Hamid Talaie.
Een geschikte woning

Inmiddels woont Talaie al twintig jaar in Soest. “In een huis als alle andere,” legt hij uit. “Ik heb geen speciale aanpassingen, terwijl ik wel verduisterende gordijnen en goede verlichting nodig heb vanwege mijn albinisme. De gemeente zou dit moeten regelen, maar daar is geen budget voor.” Voor huishoudelijke klusjes krijgt Talaie hulp, zoals stofzuigen of schoonmaken. “Maar ik wil zoveel mogelijk zelf doen. Dat is ook een cultureel iets.”

Ook Shalha heeft inmiddels een eigen woning, in Doorn. “Daar woon ik samen met mijn zus,” vertelt ze. “Mijn broertje woont iets verderop, samen met mijn moeder, die onlangs ook is overgekomen. Ondanks dat er geen aanpassingen zijn kan ik eigenlijk alles zelf: koken, schoonmaken. Ik ben een actieve mevrouw.”

De woning van Volkerts is ook niet speciaal aangepast op zijn visuele beperking. “‘De enige aanpassing die ik doe is zelf een zonnebril of petje dragen, zodat ik niet te veel last heb van het licht. Maar ik hoor wel verhalen van anderen die minder goed wonen. Een vriend van mij woont op de derde verdieping van een flat, waarbij de reling van het balkon slechts tot de heup komt. Best gevaarlijk dus.”

Samen een motor vormen

Nadat Volkerts arbeidsongeschikt was verklaard richtte hij in zijn woonplaats Rotterdam een stichting op: Beter Zien Anders Kijken. “Elke week is er een bijeenkomst voor mensen met een visuele beperking. In het begin was er weinig animo, maar inmiddels komen er mensen met allerlei verschillende achtergronden en doen we verschillende activiteiten.”

Volgens Volkerts moet er voor migranten met een visuele beperking nog veel gedaan worden. “Soms is er wel hulp beschikbaar, maar als je de taal niet spreekt, of niet weet waar je naartoe moet, krijg je die hulp niet. Ook hebben migranten met een visuele beperking vaak een klein netwerk: ze kennen als ze hier komen maar weinig anderen. Daarom is Beter Zien Anders Kijken zo belangrijk: je leert elkaar kennen en soms ontstaan er zelfs vriendschappen. We zitten met allemaal talenten bij elkaar: samen moeten we een motor vormen om iets voor elkaar te krijgen.”

Volgens Talaie is taal ontzettend belangrijk. “Het niet spreken ervan zorgt voor onzekerheid om hulp te zoeken. De afgelopen jaren zijn er natuurlijk nieuwe apparaten bijgekomen, maar persoonlijke steun is voor mensen met een visuele beperking veel belangrijker. Dat verandert nooit.”

Shalha hoopt in de toekomst een andere woning te vinden. “Voor mijn taalles heb ik ooit mijn droomhuis moeten omschrijven. Eentje zonder drempels, met een keuken met sprekende oven, een kraan die automatisch aangaat en een fornuis met de temperatuur in braille. Ik hoop dat als ik mijn opleiding tot tolk hier in Nederland heb afgerond ik goed ga verdienen en een betere woning kan vinden.”

Dit artikel is geschreven voor het project DisPLACE, voor de masteropleiding Publieksgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam 2018-2019.