Kunstgeschiedenis in het kort: van rotstekening tot kliederwerk

Ga jij deze zomer met je ouders op vakantie? Dikke kans dat jullie ook even langs een museum gaan. Voor je culturele opvoeding, is vaak het argument. Maar wat moet je met al die schilderijen als je het verhaal erachter niet kent? Met deze tijdreis door de kunstgeschiedenis leer je de belangrijkste principes kennen. Dan kun jij je ouders straks nog wat leren!

Klik hier om het artikel in de originele opmaak te lezen
Wat is kunst eigenlijk?

Daar bestaat geen eenduidig antwoord op. Want wat de één kunst vindt, vindt de ander helemaal niets. Je zou kunst kunnen zien als iets wat door mensen gemaakt is, niet door de natuur. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat er geen kunst is, maar alleen kunstenaars zijn. Wat mensen mooi vinden, verschilt per tijd, per cultuur en per persoon.

Je moet de grotten van Lascaux hebben

Bij kunst denk je misschien aan perfecte schilderijen die in gouden lijsten aan de muur hangen. Maar tienduizenden jaren geleden maakten mensen ook al kunst. Nou ja, het waren rotsschilderingen: prehistorische muurkrabbels van bizons, paarden en andere dieren. In de grotten van Lascaux in Frankrijk vind je er wel duizend, van 17.000 jaar oud. Waarom die werden gemaakt? Dat is nog altijd een raadsel. Misschien als jachtritueel of als iets religieus.

Stijve Egyptenaren

De kunst zoals wij die nu kennen, daar zijn de oude Egyptenaren zo’n 4000 jaar geleden mee begonnen. Zij maakten volop schilderingen in tempels en op graven. Dat deden ze volgens strikte regels: alle figuren moesten stijf en vanaf de zijkant worden afgebeeld. Belangrijke types, zoals farao’s en priesters, moesten groter worden getekend dan de rest.

Het beste beentje voor

De oude Grieken waren slimme jongens. Zij begonnen 2500 jaar geleden de kunst te verfraaien. Zo ontstond het idee van ‘verkorting’: je kon voeten ook van voren afbeelden. Een kleinigheidje, maar wél revolutionair! De stijfheid van de Egyptische kunst werd ingeruild voor sierlijke en beweeglijke lichamen, vooral in de beeldhouwkunst. Op de schoonheid van deze klassieke kunst zijn wij nog altijd jaloers.

Goddelijke kunst

Wie iets wil snappen van de middeleeuwse kunst, moet iets weten over religie. Vanaf het jaar 300 werd het christendom het belangrijkste geloof in Europa. De kunst paste zich daarop aan. De Bijbelse verhalen werden op het doek gebracht: zo kon iedereen kennismaken met Jezus en Maria.

Naast het christendom kwam vanaf 600 ook de islam op als wereld- religie. Daar was het afbeelden van heilige figuren juist streng verboden. Daarom zal je in Arabische landen nooit afbeeldingen van profeten tegenkomen, maar juist patronen en siervormen.

De eerste beroemde kunstenaar

Honderden jaren lang werden duizenden religieuze kunstwerken gemaakt: alles voor de kerk. Een werk signeren, dat deed een kunstenaar doorgaans niet. In de Italiaanse stad Florence bloeide de kunst rond 300 sterk op. Daar werd de eerste echte kunstenaar geboren: Giotto di Bondone. Hij maakte ook religieuze werken, maar bracht daarbij voor het eerst diepte aan op het platte oppervlak van het schilderij. Prachtig, vonden zijn tijdgenoten. Zo werd Giotto de eerste kunstenaar die echt naam maakte!

Wat een portret!

Tegen het einde van de middeleeuwen veranderde niet alleen de techniek, maar ook het soort kunst. Want naast de religieuze werken werd het portretschilderij steeds belangrijker. Alle vorsten, koningen en andere hoge piefen wilden maar wat graag worden vereeuwigd. De Franse Jean Fouquet maakte in 1450 het eerste zelfportret ooit: een selfie ‘avant la lettre’.

Dat biedt perspectief

Met tekenen of handvaardigheid heb je vast wel eens iets in perspectief moeten tekenen, met verdwijnpunt en al. Hoe dat precies werkte, ontdekte de Italiaanse architect Filippo Brunelleschi in1400. Zijn land- en tijdgenoten maakten daar graag gebruik van: Tommaso Masaccio was een van de eersten die dit idee van perspectief in een schilderij toepaste.

Staarwedstrijdje met de Mona Lisa

Elke dag wordt de Mona Lisa door twintigduizend kunstliefhebbers bezocht in het Louvre in Parijs. Wat dat schilderij van Leonardo da Vinci zo bijzonder maakt? Hij was in 1500de eerste kunstenaar die ‘sfumato’ toepaste. Dat is een techniek waarbij de contouren expres vaag worden gehouden. Zo ziet een persoon er niet harkerig, maar juist levensecht uit! Da Vinci paste nog een trucje toe: hij schilderde de horizon scheef. Daardoor lijkt het alsof Mona Lisa, waar je ook staat, je altijd aankijkt.

Iedereen een genrestukje

Omstreeks 1600 begon in Nederland de Gouden Eeuw. Niet alleen op economisch gebied, ook in de schilderkunst ging het goed met ons land. Veel mensen wilden wel een schilderij aan de muur. Kunstenaar zijn werd echt een ‘beroep’ en elke creatieveling zocht een eigen specialiteit. Zo ontstond het genrestuk: Simon de Vlieger schilderde boten, Jacob van Ruisdael maakte landschappen en Frans Hals en Rembrandt van Rijn maakten portretten en schuttersstukken.

Een impressie van het leven

Rond 1800 braken er in de wereld allerlei revoluties uit. Oók in de schilderkunst. Sommige kunstenaars waren alle stijlregeltjes zat: zij wilden iets nieuws! Zoals de Franse Claude Monet. Hij besloot om de natuur niet precies na te schilderen, maar juist om impressies te maken: schetsen van het leven. Dat is het idee achter het impressionisme. ‘Afzichtelijk’, vonden kunstliefhebbers het in die tijd. Moesten al die vegen iets voorstellen?

Gevoelig onderwerp

Niet alleen Monet, ook andere experimentele kunstenaars hadden het in het begin lastig. Zo walgde men in 1890 nog van de schilderijen van Vincent van Gogh. Hij legde zijn emoties en gevoel in zijn werken en schuwde het niet de wereld wat te vervormen. Aan de stroming die uit Van Goghs werk voortkwam, het expressionisme, wenden mensen uiteindelijk. Al liepen heel wat bezoekers schreeuwend weg toen ze De Schreeuw van de Noorse kunstenaar Edvard Munch voor het eerst zagen…

Kunst zonder grenzen

Vanaf 1900 gingen veel kunstenaars helemaal los. Van het geloof of de natuur bleef weinig over: er werden volop fantasievolle en onherkenbare ‘kliederwerken’ gemaakt. De Spaanse alleskunner Pablo Picasso heeft in zijn leven heel wat stijlen en technieken uitgeprobeerd. Met vreemde figuren, rechte vormen en felle kleuren liet hij zien: de kunst heeft geen grenzen.

Gepubliceerd in 7Days