Het verleden mag dan vast staan, de geschiedenis is dat allerminst. Het is nogal een uitdaging om recht te doen aan alle facetten die het verleden met zich meebrengt. De manier waarop over de Verenigde Oost-Indische Compagnie wordt geschreven en gesproken is zo’n complex voorbeeld. Moeten we onze zeventiende-eeuwse koopmansdrift en die mieterse VOC-mentaliteit toejuichen, of moeten wij ons vooral richten op de zwarte bladzijden?
In 2002 was het precies vierhonderd jaar geleden dat de VOC werd opgericht. Tijd voor een feestje: er werd een Stichting 400 jaar VOC in het leven geroepen, die verschillende vieringen organiseerde. De ‘glorie van de Gouden Eeuw’, de ‘Hollandse koopmansgeest’: wát een tijd moet dat zijn geweest. Aan de andere kant markeert de VOC ook het begin een agressieve expansie in overzeese gebieden en koloniale onderdrukking. Voor die geluiden was ook plaats tijdens de vieringen, verzekerden de organisatoren vooraf. Toch was dat niet helemaal gelukt, werd achteraf door critici gesteld. Historicus Remco Raben schreef in het Historisch Nieuwsblad dat elke controverse werd ontlopen. ‘Wat is koloniale geschiedenis toch moeilijk!’, stelt hij halverwege.
In de herkansing
In februari 2017 opende in het Nationaal Archief in Den Haag een nieuwe tentoonstelling over de VOC, genaamd De wereld van de VOC. Een kritische expositie, stelden de makers zelf in de Volkskrant, die naar eigen zeggen geleerd zouden hebben van de viering vijftien jaar eerder. Het succesverhaal van ’s werelds eerste multinational zou geflankeerd worden door de ‘donkere kanten’ die het met zich meebracht. Dat zou critici tevreden stellen.
Niet dus. ‘Het is de Nederlandse negentiende-eeuwse interpretatie van de wereld van de VOC en daarmee, ondanks alle goedbedoelde pogingen, een heel traditionele tentoonstelling vanuit wit, Europees perspectief,’ schreef onderzoekster Caroline Drieënhuizen op haar blog na een bezoek aan de tentoonstelling. Dat de (witte) bezoekers in een database konden opzoeken of zij VOC-voorouders hadden kwam ook op kritiek te staan – is dat iets om per se trots op te zijn? Het frame van succesverhaal bleef overeind – de zwarte bladzijden waren als verplicht nummer opengevouwen en aan de zijkanten gepresenteerd.
Om de critici tegemoet te komen organiseerde het Nationaal Archief eind 2017, bijna een jaar na de opening van de tentoonstelling, een bijeenkomst: In gesprek over De wereld van de VOC. ‘Critici benoemen vooral het gebrek aan meerstemmigheid en vinden dat de tentoonstelling teveel is samengesteld vanuit het perspectief van de Compagnie’, schreef de instelling bij de uitnodiging.
Shared authority
Het valt te prijzen dat het Nationaal Archief zo’n bijeenkomst organiseert. Maar… is het niet veel te laat? De expositie was immers al maanden open, de collectie vastgesteld en de teksten geschreven.
Het is een dappere, maar te late poging tot shared authority, het begrip dat Frisch (1990) introduceerde om aan te geven dat geschiedenis nooit eenrichtingsverkeer is, maar een gedeelde visie van historici en het publiek, waarmee mogelijk een nieuw verhaal kan ontstaan. Het is een constante wisselwerking waarbij het publiek meer is dan enkel de ontvanger (Rosenzweig & Thelen, 1998).
De verwachtingen van het publiek
De vraag die hierdoor naar voren komt: is het überhaupt wel mogelijk om een kritische, ‘meerstemmige’ tentoonstelling over de VOC te maken, die recht doet aan de waarheid? Historici of critici mogen dan de afgelopen decennia nieuwe inzichten hebben opgedaan, de ‘negentiende-eeuwse interpretatie’ is voor een deel van het publiek misschien nog wel springlevend. De VOC als succesverhaal: dat is het beeld dat nog altijd overheerst.
Om dat beeld te nuanceren en ruimte te maken voor de minder fraaie kanten moet nieuwe informatie worden aangeboden aan het publiek. Maar dat is een complexe taak. Het publiek heeft immers bepaalde voorkennis, bepaalde verwachtingen, waar een museum in zekere mate aan moet voldoen om de bezoekers niet af te schrikken (Watson, 2016). Een nieuwe benadering, een nieuw perspectief, dat haaks staat op een bestaand beeld, kan juist een averechts effect hebben of ervoor zorgen dat de informatie langs het publiek heengaat.
Het is dan ook geen wonder dat niet iedereen tevreden was met De wereld van de VOC. Juist omdat historici en het publiek samen, als gedeelde autoriteit, de geschiedenis vormen, moeten ze samen optrekken: de een kan niet sneller rennen dan de ander. Dat gebeurt stapje voor stapje, door met elkaar in dialoog te gaan. Op die manier worden de witte en de zwarte bladzijden een geheel: een verhaal met grijstinten.
Wat de uitkomst van de bijeenkomst over De wereld van de VOC is geweest? Dat is jammer genoeg nergens terug te vinden. De wereld van de VOC was nog tot deze zomer te zien, maar of er iets met de kritiekpunten is gedaan is onduidelijk. Maak de kritiek openbaar, luister ernaar, ga met elkaar (vooraf!) in gesprek: op die manier kan over vijftien jaar misschien een tentoonstelling over de VOC worden geopend die alweer wat minder weerstand oproept.
Dit artikel is geschreven voor de masteropleiding Publieksgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam 2018-2019
Verwezen naar Frisch, M. (1990). A Shared Authority. Essays on the craft and meaning of oral and public history. Albany: State University of New York Press. Rosenzweig, R. & Thelen, D. (1998). The Presence of the Past. Popular Uses of History in American Life. New York: Columbia University Press. Watson, S. (2016). Why do Emotions Matter in Museums and Heritage Sites. Sensitive pasts: Questioning heritage in education.