Nooit meer oorlog in Europa
Na de Tweede Wereldoorlog zijn Europese leiders het eens: nooit meer oorlog. Meer internationale samenwerking kan hieraan bijdragen, is het idee. Een aantal landen in Europa maken afspraken over kolen en staal. Deze grondstoffen zijn cruciaal voor het maken van wapens. Duitsland kende voor de Tweede Wereldoorlog een sterke kolen- en staalindustrie. Deze moest weer worden opgebouwd, maar dan wel in gemeenschappelijkheid: zo kan het niet worden ingezet voor oorlog. In 1951 wordt daarom de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht. Frankrijk, Duitsland, Italië, België, Luxemburg en Nederland doen mee.
De Europese samenwerking groeit
Samenwerken loont. Dat zien ook andere Europese landen. Tussen 1973 en 1986 treden nog zes landen toe, waaronder Groot-Brittannië, Spanje en Portugal. Binnen de EEG wordt steeds meer gesproken over verdere samenwerking. Een gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt ontwikkeld, om de voedselvoorziening veilig te stellen en de inkomens van boeren te verbeteren door subsidies. Niet alleen over economie, ook op gebied van onderwijs, cultuur en milieu worden afspraken gemaakt.
Over deze afspraken wordt in het Europees Parlement gediscussieerd. Elk land kiest politici die daar over nieuwe wetten stemmen. Hoe meer inwoners een lidstaat heeft, hoe meer zetels ze hebben in het parlement.
Van gemeenschap naar unie
Omdat Nederland tijdelijk voorzitter is van de EEG, wordt een belangrijke vergadering in Maastricht georganiseerd. Daar besluiten de leiders van de lidstaten dat er niet alleen economische maar ook politieke afspraken moeten komen. Ook op het gebied van veiligheid en justitie moeten landen meer samenwerken. En er wordt besloten dat alle landen van de Europese Unie vanaf 2002 één zelfde munt krijgen: de euro. Alleen Groot-Brittannië en Denemarken willen hun eigen munt houden.
De nieuwe, vergaande afspraken staan in het Verdrag van Maastricht uit 1992. De EEG gaat voortaan door als de Europese Unie (EU). De lidstaten dragen een deel van hun eigen nationale macht over aan de EU.
☞ Meer weten: Het verdrag van Maastricht in het kort (Studio Europa Maastricht)
Een voor allen, allen voor een?
Als in 2008 een grote economische crisis uitbreekt, blijkt hoe nauw de economieën binnen de Europese Unie zijn verbonden. Enkele landen als Portugal, Griekenland en Ierland komen in grote financiële problemen. Als hun economie zou instorten, heeft dat effect op de Nederlandse economie. Daarom besluit Nederland geld te geven aan de lidstaten in zwaar weer. Het zorgt voor discussie over de Europese Unie: in hoeverre moeten we andermans problemen oplossen?
Niet alleen op economisch gebied, ook de toename van Europese regelgeving zorgt voor discussie. De aanpak van vluchtelingen legt de verschillen tussen de lidstaten bloot. Tegelijkertijd willen veel landen juist met elkaar optrekken om de opwarming van de aarde tegen te gaan.
☞ Meer weten: Hoe wordt de EU geregeerd? (SchoolTV)
Afscheid in de EU: de Brexit
De samenwerking van Europese landen kent lange tijd alleen maar nieuwe leden. Tot 2016. Met een referendum in het Verenigd Koninkrijk wordt met een krappe meerderheid besloten tot een brexit: een British exit uit de Europese Unie. De EU-regels zouden nadelig zijn voor het land, is het idee. Sinds 2020 telt de Europese Unie één lid minder.
Het zorgt in andere landen voor dezelfde twijfel. In Nederland willen enkele politieke partijen een Nexit. Ze willen meer zeggenschap over de eigen grenzen, regelgeving en een eigen munt. Andere partijen willen nu juist een stevige Europese samenwerking, met een grotere rol voor het Europees parlement en een Europees leger.
☞ Meer weten: Waarom hebben de Britten voor Brexit gekozen? (NPO Kennis)