De vaderlandse geschiedenis als ‘nationaal gezelschapsspel’

Wie er voorbij zapte zou misschien hebben gedacht dat het een willekeurige spelshow was. Een arena-achtige tv-studio met een presentator in het midden, omringd door deskundigen en tien vakken vol juichend klapvee met zelfgemaakte spandoeken. Voor wie zij zo enthousiast klapten? Voor wijlen Willem van Oranje bijvoorbeeld, of wijlen Anne Frank. Het waren de supporters van de tien finalisten van De Grootste Nederlander, een verkiezing die in 2004 door omroep KRO werd uitgezonden. De verkiezing – en de uitslag in het bijzonder – zorgde toentertijd voor veel kritiek. In dit artikel wordt dit ‘nationale gezelschapsspel op televisie’ besproken.

Achtergrond

In 2002 zond de BBC in Groot-Brittannië 100 Greatest Britons uit, een verkiezing waarbij het publiek de ‘grootste’ Brit aller tijden mocht kiezen. In navolging hierop kwam de KRO in 2004 met De Grootste Nederlander. Een commissie stelde een lijst samen, waarna het publiek mocht stemmen. Op 11 oktober 2004 werd in een eerste liveshow de top honderd gepresenteerd, die later werd teruggebracht tot een shortlist van tien finalisten. In de weken erna zond de KRO tweewekelijks een korte documentaire uit over één van de kanshebbers, gepresenteerd door een eigen ‘ambassadeur’: een bekende Nederlander die als pleitbezorger diende. Op 15 november 2004 mochten de ambassadeurs in een grote liveshow met elkaar in debat om de kijker te overtuigen. Uiteindelijk werd de twee jaar eerder vermoorde LPF-voorman Pim Fortuyn gekozen tot De Grootste Nederlander, met Willem van Oranje op de tweede plaats.

De Grootste Nederlander werd georganiseerd door de KRO, in samenwerking met het Historisch Nieuwsblad. Met de verkiezing hoopten zij de ‘historische trots’ te herstellen en antwoord te krijgen op de vraag wie de grootste bijdrage heeft geleverd aan de Nederlandse identiteit en maatschappij (Ribbens, 2005). Het moest een interactief televisiespektakel met educatief tintje worden (Van der List, 2005) en een groot publiek trekken – het was een verkiezing voor en door álle Nederlanders.

De verkiezing werd gepresenteerd als een multimediaproject. Naast de liveshows en documentaires kon het publiek op de website meer achtergrondinformatie lezen en de kennis over de finalisten testen met een quiz. Eveneens werd een dobbelspel uitgebracht met kennisvragen over de ‘BN’ers uit de vaderlandse geschiedenis’.

Het triviaspel van De Grootste Nederlander. Beeld: Bol.com
Ontvangst

Al bij de bekendmaking van de eerste nominaties zorgde De Grootste Nederlander voor discussies. Zo wilde de KRO dat Anne Frank postuum genaturaliseerd werd: ze was dan wel genomineerd, officieel was ze geen Nederlandse. Minister Donner verwierp deze aanvraag. Naast Anne Frank stonden er slechts zeventien andere vrouwen in de top honderd. Maandblad Opzij organiseerde als protest daarop een eigen verkiezing, De Grootste Vrouw van Nederland, die werd gewonnen door Aletta Jacobs, die bij de KRO-verkiezing ‘slechts’ elfde werd (Bosch, 2005).

De winst van Fortuyn in de finale leidde tot verontwaardigde reacties. Programmamaakster Jacobine Geel, ambassadrice van Willem van Oranje, stelde dat ‘een signaal won, niet de grootste Nederlander’. Journalist Youri Albrechts, ambassadeur van Fortuyn, noemde het ‘een momentopname van wat het publiek op dit moment de grootste Nederlander vindt’. Ook in de media klonk kritiek. Frans Smits, hoofdredacteur van het Historisch Nieuwsblad (dat met de KRO samenwerkte) noemde de uitslag ‘beschamend’ – Fortuyn had volgens hem ‘weinig tot geen betekenis voor de geschiedenis’ – en historicus Maarten van Rossem stelde dat ‘de kiezers zich geen reet interesseren voor het verleden’ (Geelen, 2004).

De commotie werd nog groter toen de KRO een dag na de uitzending meedeelde dat niet alle stemmen waren meegeteld. Als dat wel was gebeurd, had Van Oranje gewonnen (NU.nl, 2004). Desondanks behield Fortuyn zijn titel.

Ondanks de kritiek slaagde de KRO erin een groot publiek te bereiken. Op het hoogtepunt keken er anderhalf miljoen mensen. In de finale werden een half miljoen stemmen uitgebracht (Ribbens, 2005). Door de vele discussies – van de naturalisatie van Anne Frank tot de uitslag – werd er in de media volop bericht over het project. De waarde ervan binnen de publieksgeschiedenis wordt hieronder aan de hand van drie aspecten besproken.

Vermaak en educatie

Een ‘nationaal gezelschapsspel’, zo noemde presentator Sven Kockelmann de verkiezing in de finale. Op de vorm van de verkiezing kwam kritiek. Pels (2004) stelde dat historische figuren werden ingevoerd in de logica van celebrities. De omschrijving van ‘BN’ers uit het verleden’ benadrukt dat. De finalisten worden als helden gepresenteerd: Nederlanders die iets groots hebben verricht, zij het elk op een ander terrein. Het vaderlands verleden zou te grabbel gegooid zijn voor een spel waarbij ‘appels met peren worden vergeleken’ (De Berg, 2004). De finalisten werden gepresenteerd als kandidaten in competitieverband, los van context.

Bovendien rijst de vraag: wat wordt bedoeld met ‘groot’? Dit begrip werd destijds onderverdeeld in vijf criteria: leiderschap, nalatenschap, genialiteit, moed en medemenselijkheid. De ambassadeurs gingen hierover in de finale met elkaar debatteren.

Het begrip ‘de grootste’ mag dan subjectief zijn, evenals het vergelijken van de kandidaten met elkaar op enkele criteria. Toch levert het wel iets op: debat. Smits stelt dat door de verkiezing ‘zinnige debatten zijn gevoerd over mensen en geschiedenis’ (Geelen, 2004). De voorrondes, de portretten over de finalisten, hebben misschien wel meer waarde gehad dan de uitslag zelf en boden meer context (De Berg, 2004). Toch kan het competitie-element de kijker juist bij het onderwerp betrekken. Het is een speelse presentatievorm waarbij geschiedenis gepresenteerd wordt aan een groot publiek en daarbij betrokken raakt (De Groot, 2016). Het is een manier om de interesse in de vaderlandse geschiedenis te onderhouden of verder aan te wakkeren. Ook volgens Rietbergen (2015) kan het verleden prima als vermaak dienen. Helden, zoals de finalisten werden bestempeld, kunnen daarbij juist zorgen voor identificatie bij het publiek. Een ‘spel’, zoals deze verkiezing, kan kennis overbrengen, zonder dat educatie het hoofddoel is.

De mogelijkheid van het publiek om invloed uit te oefenen op de verkiezing van De Grootste Nederlander is een cruciale factor. De mogelijkheid tot stemmen draagt bij aan democratisering van het verleden (Gray & Bell, 2013). Het publiek krijgt geen ‘lesje’ vaderlandse geschiedenis, maar is de maker ervan.

Helden en hun ambassadeurs

De ambassadeurs van de finalisten fungeerden als link tussen het verleden en het heden, die de waarde van de genomineerde voor de hedendaagse samenleving of voor het eigen leven benadrukten (Edgerton, 2000). Op die manier worden de levensverhalen van de finalisten concreet en relevant. De keuze voor ambassadeurs past binnen de entertainment age, waarbij persoonlijkheden en eigen ervaringen belangrijk zijn om een boodschap over te brengen (Gray & Bell, 2013). De ambassadeurs vertellen wat de finalist persoonlijk voor hun heeft betekend, of wat deze nog altijd betekent voor het Nederland van nu. Op die manier komen de ‘helden’ dicht bij het publiek te staan (Edgerton, 2000). De combinatie van beroemdheden, identiteit en geschiedenis brengt het verleden dichterbij de kijker (Knevel & Turpijn, 2015).

Heden en verleden

Dat over de geschiedenis en de waarde van historische figuren daarbinnen volop gedebatteerd kan worden, bewijst De Grootste Nederlander. Het verleden, en de wijze waarop daarnaar gekeken wordt, in handen is van het publiek (Rietbergen, 2015). De winst van Fortuyn zorgde inderdaad voor enkele woedende historici: het was weliswaar appels met peren vergelijken, maar ‘deze peer’ had nooit mogen winnen. Was Fortuyn ook gekozen als hij niet twee jaar daarvoor vermoord was? En als Theo van Gogh de top tien had gehaald, was hij in de finale van 15 november – dertien dagen na zijn dood – als winnaar uit de bus gekomen (Pels, 2004)? 

De winst van Fortuyn mag achteraf werden bestempeld als een ‘signaal’, toch is hij uitgeroepen tot De Grootste Nederlander. Tijdgebondenheid geldt voor alle vormen van geschiedschrijving (Knevel & Turpijn, 2015). Het doorklinken van de eigen tijd hoeft niet per se iets slechts te zijn: de actuele relevantie heeft vaak een grote invloed op hoe met het verleden wordt omgegaan. Historicus (en ambassadeur) Herman Pleij betoogde in de finale dat het spel serieus genomen moest worden. ‘We moeten discussie voeren over wie wij eigenlijk zijn, waar wij vandaan komen, wat we geërfd hebben.’ De verkiezing kan gezien worden als een collectieve bepaling van identiteit, een vorm van nation building (Tollebeek, 2015). De verkiezing is een zoektocht naar wat Nederlanders bindt en een reflectie op het verleden. De ‘historische trots’ kan zo betekenis hebben voor het heden.

Conclusie

De Grootste Nederlander aanwijzen, dat bleek zo makkelijk niet. Vrijwel direct na de uitslag kwam Maurice de Hond met een peiling waarbij Willem van Oranje wél meteen won. Voormalig medeorganisator Historisch Nieuwsblad kwam in 2012 met een nieuwe uitslag waarbij Willem van Oranje door een representatieve onderzoeksgroep ook tot winnaar werd gekozen.

Historici zullen wellicht blijer zijn met deze uitslagen. Maar zo’n peiling, daar heeft een publiekshistoricus weinig aan. Een project als De Grootste Nederlander wél. Een groot publiek bereiken en, nog beter, betrekken bij de geschiedenis, dat moet het doel zijn. In dat opzicht moet De Grootste Nederlander, ondanks alle imperfecties, als dappere poging worden gezien, die voor een groot deel geslaagd is in zijn missie: Nederland laten nadenken over hun vaderlands verleden. Daarbij zijn enkele slimme elementen gebruikt. Zo zorgde de multimediale aanpak, met televisie als belangrijkste medium, voor een groot bereik. Dat het publiek de lijst mocht samenstellen leidde tot meer betrokkenheid en eigenaarschap – de ambassadeurs zorgden op hun beurt weer voor verbinding met het publiek én met het heden. Door de documentaires over de finalisten werd context naast het spel geplaatst. Ten slotte bezorgde de omschrijving van de finalisten als ‘BN’ers uit de geschiedenis’ historici misschien jeuk, juist door deze actualisering en door het competitieverband werd een groot publiek bereikt.

Dat het verleden de kijkers ‘geen reet interesseert’, zoals Van Rossem stelt, is bout gesteld: de verkiezing geeft juist een beeld van hoe er nu naar het verleden, en de waarde daarvan, wordt gekeken. Misschien dat juist door de winst van Fortuyn het besef dat onder critici leefde ook op het publiek is overgewaaid: kun je wel een ‘grootste’ Nederlander aanwijzen? De verkiezing is zo een middel, en geen doel, om de dynamische geschiedenis aan het publiek te presenteren.

Een nieuwe verkiezing?

Natuurlijk: de KRO had een aantal zaken best anders kunnen aanpakken, om zo commotie te verminderen of om de complexiteit van de geschiedenis meer recht aan te doen. In dat geval zou de representatie van de genomineerden onder de loep genomen kunnen worden. In een nieuwe kans om de geschiedenis te evalueren zou er sterker gepleit kunnen worden voor meer vrouwelijke genomineerden (Ribbens, 2005). En ook al kun je historische appels en peren best met elkaar vergelijken, of in ieder geval een poging doen tot, zou je je kunnen afvragen of verschillende categorieën niet meer recht zou doen aan het verleden. Bij de criteria kan eveneens worden besloten om enkel mensen tot de twintigste eeuw te nomineren, om zo het recente verleden eerder buiten de deur te houden, al is de vraag of het opleggen van zulke restricties niet juist indruist tegen het idee van een open, ‘democratische’ verkiezing, waarbij ook de actuele kijk op het verleden mag doordringen.

De multimediale aanpak anno 2004 zou tegenwoordig nog uitgebreider kunnen, bijvoorbeeld door middel van een app, waarmee een groter (en mogelijk jonger) publiek kan worden bereikt. Bij de verkiezing van de Top 100 History Makers in Nieuw-Zeeland in 2005 waren er bovendien twee lijsten: eentje door het publiek, een ander door een jury. Op die manier kan je zowel historici als het publiek tevredenstellen: publieksgeschiedenis gaat immers om de wisselwerking. En tot slot, niet geheel onbelangrijk: een up to date systeem om álle stemmen in de finale te tellen zou in het vervolg geen overbodige luxe zijn…

Dit artikel is geschreven als eindopdracht voor Kernvak Publieksgeschiedenis voor de masteropleiding Publieksgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam 2018-2019

Verwezen naar 

Bosch, M. (2005). Een onwrikbaar geloof in rechtvaardigheid. Amsterdam: Uitgeverij Balans.

De Berg, J. (2004). Grootste Nederlander. Opgehaald van https://www.trouw.nl/home/grootste-nederlander~a5c001dd/

De Groot, J. (2016). Consuming History. Historians and heritage in contemporary popular culture. Londen/New York: Taylor & Francis Ltd.

Edgerton, G. (2000). Television as historian: an introduction. Film & History. An interdisciplinary journal of film and television studies.

Geelen, J. (2004). Even slikken: Pim Fortuyn als Grootste Nederlander. Opgehaald van https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/even-slikken-pim-fortuyn-als-grootste-nederlander~b9499deb/

Gray, A. & Bell, E. (2013). History on Television. Londen/New York: Routledge.

Knevel, P. & Turpijn, J. (2015). "Dat is wel eens anders geweest!" Geschiedenis op de Nederlandse televisie’. BMGN-Low Countries Historical Review 130, 87-106.

Pels, D. (2004). Onze Grootste Nederlander en onze slechtste eigenschap. Facta, (12)8. 

Ribbens, K. (2005). De Grootste Nederlander m/v/? Kanttekeningen bij een vaderlandse canon in beeldbuisformaat. Historica, 2.

Rietbergen, P. (2015). Verbeeldingen van het verleden in woord, beeld en spel. Een complex cultureel continuüm voorbij de wetenschappelijke tekst.Nijmegen: VanTilt.

Tollebeek, J. (2015). Metamorfoses van het Europese Historisch Besef, 1800-2000. Brussel: KVAB Press.

Rietbergen, P. (2015). Verbeeldingen van het verleden in woord, beeld en spel. Een complex cultureel continuüm voorbij de wetenschappelijke tekst.Nijmegen: VanTilt.

Van der List, G. (2005). Tijdloos genoeg. In: Erfgoed. De Nederlandse geschiedenis in 100 documenten. Amsterdam: Elsevier.