De tien geboden voor een publiekshistoricus

De tien geboden voor een publiekshistoricus, in het omgaan met gevoelige geschiedenis

Het verleden mag dan achter ons liggen, de geschiedenis verandert nog altijd. Waar sommige gebeurtenissen in de vergetelheid zijn geraakt, leven sommige passages nog altijd voort: in maatschappelijk debat of in de persoonlijke identiteit. Het ene stukje geschiedenis ligt gevoeliger dan het andere, of roept meer emoties op. Onderwerpen als de Tweede Wereldoorlog, het koloniale verleden of slavernij zijn, veelal in steeds grotere mate, onderwerp van discussie. Door nieuwe bronnen, nieuwe inzichten en nieuwe geluiden kan de geschiedenis veranderen. Toch worden deze debatten nog te veel binnen de academische, historische kringen gevoerd, over de hoofden van het publiek. En dat is zonde. Publiekshistorische instellingen kunnen juist een rol spelen om ook het publiek te betrekken in het omgaan met gevoelige historische onderwerpen. De onderstaande ‘tien geboden’ vormen tezamen mijn visie op hoe een publiekshistoricus idealiter om dient te gaan met gevoelige geschiedenis, waarbij het slavernijverleden als voorbeeld wordt gebruikt.

Gij zult meerdere perspectieven presenteren

Wie vertelt de geschiedenis? Door welke bril wordt naar het verleden gekeken? De publiekshistoricus moet trachten het publiek inzicht te geven in de verschillende perspectieven waarmee naar één en hetzelfde onderwerp gekeken kan worden. Een publiekshistorische instelling kan hierbij multiperspectiviteit toepassen: verschillende invalshoeken met verschillende historische benaderingen (Lyon, Nix & Shrum, 2017). De presentatie hiervan is niet voldoende: een publiekshistoricus moet proberen om het publiek deze perspectieven met elkaar te laten combineren (Savenije, 2014). Op die manier ontstaat een dynamisch beeld van het verleden. Het kan zodoende laten zien waarom bepaalde verhalen vroeger niet, maar nu juist wel worden verteld. Politieke of economische krachten kunnen de inhoud namelijk bepalen, of juist verzwijgen (Trouillot, 1995). Wie heeft het eigenaarschap? Dat is een vraag die continue gesteld moet worden. De publiekshistoricus moet eveneens ervoor waken dat bepaalde groepen zich niet buitengesloten voelen (Savenije, 2014). Een tentoonstelling over slavernij waarbij enkel (nazaten van) slaafgemaakten aan het woord komen kan door een publiek dat daar verder van af staat minder relevant geacht worden. Andersom moge duidelijk zijn dat een westers, koloniaal perspectief op het slavernijverleden ook bepaalde groepen buitensluit. Verschillende perspectieven laten verschillende betekenissen zien, die verschillende reacties kunnen veroorzaken.

Gij zult historische distantie in acht nemen

Een ‘misdaad tegen de menselijkheid’, zo wordt slavernij tegenwoordig gezien. Maar in hoeverre kunnen wij dit nu veroordelen? Elk onderwerp dient immers in de eigen historische context te worden geplaatst (Van Stripriaan, 2014). De manier waarop nu naar een onderwerp als slavernij wordt gekeken is niet te vergelijken met de zienswijze van enkele decennia of eeuwen geleden. Over de geschiedenis oordelen met de normen en waarden van nu kan oneerlijk zijn. Een publiekshistoricus kan deze context geven. Historici moeten zodoende ‘anachronistische moralisering’ vermijden (Oostindie, 2007).

Gij zult de historische distantie soms ook moeten dichten

Afstand nemen is goed, maar in sommige gevallen speelt de geschiedenis zodanig door in het heden, dat dit niet moet worden miskend. In zo’n situatie kan men van erfgoed spreken (Smeulders, 2012). Voor veel mensen is slavernij zo’n onderwerp: een systeem dat nog niet volledig is afgesloten maar voortleeft in de verhoudingen tussen groepen mensen. Geschiedenis en herinnering gaan soms hand in hand (Baylin, 2001). De geschiedenis mag dan wel ver weg zijn, de herinnering is levend. Een publiekshistoricus moet niet alleen de historische context, maar ook de hedendaagse rol presenteren.

Gij zult inspelen op de emoties

In veel historische discussies over het Nederlandse aandeel in de slavenhandel staat de economische waarde, en de omvang hiervan, centraal. Een ingewikkeld debat over cijfers, dat wellicht voorbijgaat aan de echte vraag: wat betekende de slavernij voor mensen? Niet door kennis, maar door ‘ervaringen’ kan een onderwerp bij het publiek beklijven (Lyon, Nix & Shrum, 2017). Een mogelijkheid om dit te bereiken is door het aanbrengen van interactie: het publiek moet zelf ervaringen opdoen en de affectieve kant van historische verbeelding ontdekken (Savenije, 2014). Het vertellen van persoonlijke verhalen is hierbij een mogelijkheid. Tevens is het belangrijk dat het oproepen van emoties geen doel op zich moet zijn maar een middel om de geschiedenis te leren kennen: emotionele betrokkenheid kan juist een motivatie zijn om verder te leren en kennis op te doen.

Gij zult rekening houden met de verwachtingen van het publiek

Een nieuwe blik of benadering kan voor historici reusachtig nieuws zijn, voor het publiek kan het juist een hele omschakeling betekenen. Het publiek kan bijvoorbeeld het beeld hebben ‘trots’ te kunnen zijn op de Gouden Eeuw, maar dat een deel van de welvaart in een systeem van slavenhandel is opgebouwd, kan voor een schurend gevoel zorgen (Oostindie, 2007). Een publiekshistoricus dient rekening te houden met bepaalde verwachtingen van het publiek, om zo frictie te voorkomen (Watson, 2016). Een nieuwe benadering, waarin een minder rooskleurig beeld wordt geschetst, kan haaks staan op bepaalde ideeën en vooroordelen die heersen. Een publiekshistorische instelling moet rekening houden met het feit dat onderwerpen als slavernij nog geen ‘gewoon’ hoofdstuk in het verleden zijn en controverse kunnen veroorzaken (Prior, 2007). Juist stap voor stap, door het toevoegen van nieuwe perspectieven en details, kan een ander beeld op het verleden worden geconstrueerd (Savenije, 2014). Het is daarom belangrijk om het publiek de ruimte te geven – figuurlijk, maar ook letterlijk. Een publiekshistorische instelling moet rekening houden met de emotionele impact die een tentoonstelling kan hebben, door nieuwe, andere verhalen te presenteren. De publiekshistoricus moet ruimte creëren voor discussie, om te reflecteren op een gevoelige geschiedenis en de verhouding die het publiek daar tegenover inneemt (Savenije, 2014).

Gij zult actualiseren (maar met mate)

Om op de emoties van het publiek in te spelen is het benadrukken van de rol die geschiedenis in het heden speelt een manier om een onderwerp te presenteren (Smeulders, 2012). Door een onderwerp te actualiseren spreekt het eerder tot de verbeelding. In de laatste aflevering van de televisieserie De Slavernij werd aangetoond dat er nog steeds slavernij staat: door het uitbuiten of onderbetalen van mensen in industrieën. Volgens redacteur Mirjam Gulmans kwam daar kritiek op: het zou de geschiedenis te veel relativeren. Ook een vergelijking van historicus Emmer (2000) schoot velen in het verkeerde keelgat: om de ruimte op slavenschepen aan te geven vergeleek hij deze met de ruimte in een hedendaags passagiersvliegtuig. Slavenhandel en een vakantiereis aan elkaar gelijkstellen, is dat wel zo fraai? De historische gevoeligheden moeten worden gerespecteerd. Actualisering kan verduidelijken, maar ook de plank misslaan.

Gij zult zorgvuldig uw woorden kiezen

Publiekshistorische instellingen spelen een belangrijke rol binnen het maatschappelijke debat. De wijze waarop zij de geschiedenis presenteren, en de woorden die daarbij worden uitgekozen, zijn daarom van belang (Modest, 2018). Objecten zijn tijdloos, maar hoe daarnaar gekeken wordt niet. Een term als ‘neger’ is als onderdeel van de rassenwetenschap ‘besmet’ geraakt, en roept een beeld op van de koloniale tijd. Een term als ‘slaafgemaakten’ laat, meer dan het woord ‘slaaf’ zien, dat het geen vrijwillige keuze was. Het kiezen van de juiste woorden is lastig: er is geen kant-en-klare oplossing voor, maar door rekening te houden met gevoeligheden bij het publiek kan meer verbondenheid, respect en herkenning worden bewerkstelligd.

Gij zult contact houden met het publiek

Het publiek, dat is waar de publiekshistoricus het uiteindelijk voor doet. En vooral: waar hij of zij mee moet samenwerken. Binnen een publiekshistorische instelling zou het publiek idealiter ook een stem hebben: vooraf aan het proces, maar ook tijdens en na afloop (Lyon, Nix & Shrum, 2017). Op die manier kunnen verwachtingen kenbaar worden gemaakt, maar ook ervaringen tijdens een project of tentoonstellingen, en kunnen achteraf lessen worden getrokken. 

Gij zult contact houden met stakeholders

Een publiekshistorische instelling dient niet alleen rekening te houden met het publiek, maar ook met stakeholders: andere belanghebbenden die een rol spelen bij de totstandkoming of het onderhouden van een publiekshistorisch project (Lyon, Nix & Shrum, 2017). Zeker bij gevoelige geschiedenis spelen er soms externe belangen waar een publiekshistoricus een andere kijk op heeft, of simpelweg géén kijk op heeft. Door deze stakeholders bij elke stap van het proces te betrekken kan het beste resultaat worden bereikt, waar zo veel mogelijk mensen tevreden mee zijn.

Gij zult op uw eigen rol reflecteren

Hoe objectief een publiekshistoricus zichzelf ook mag vinden, ieder mens heeft een eigen zienswijze en eigen achtergrond. Kan een publiekshistorische instelling wel een project over het slavernijverleden maken met enkel ‘witte’ medewerkers? Het antwoord daarop is niet te geven: een instelling moet zelf de keuze maken, maar kan de betrokkenheid wel vergroten door verschillende groepen bij een project te betrekken. Het is daarom altijd van belang om de eigen methoden en werkwijzen te delen: op die manier kan het publiek dit meenemen tijdens een bezoek en als informatie (Lyon, Nix & Shrum, 2017).

Tot slot

Moeten publiekshistorische instellingen gevoelige onderwerpen uit de weggaan, of juist omarmen? Het mag duidelijk zijn dat het laatste mijn voorkeur heeft. Sterker nog: heeft de publiekshistoricus niet juist de taak om gevoelige onderwerpen aan te snijden, waar het publiek liever de vingers niet aan brandt? Juist door andere perspectieven aan te brengen en andere verhalen te laten horen kan, ondanks de gevoeligheid, een discussie ontstaan met meer begrip. Door emotionele betrokkenheid op te roepen, door middel van persoonlijke verhalen en interactie, ontstaan nieuwe inzichten en kan de houding van het publiek veranderen. De publiekshistoricus doet er goed aan om dit stap voor stap, en op heldere, open wijze te bewerkstellingen. De geschiedenis doet soms pijn, en zal het voor sommigen altijd blijven doen, maar door meer kennis, betrokkenheid en begrip kan het leed in ieder geval worden verzacht.

Dit artikel is geschreven voor de masteropleiding Publieksgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam 2018-2019.

Literatuurlijst

Bailyn, B. (2001). Considering the slave trade: History and memory. The William and Mary Quarterly58(1), 245-252.

Emmer, P.C. (2000). De Nederlandse slavenhandel 1500-1850. Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers. 

Lyon, C.A., Nix, E M., & Shrum, R.K. (2017). Introduction to Public History: Interpreting the Past, Engaging Audiences. American Association for State and Local History.) Lanham, Md.: Rowman and Littlefield. 

Modest, W. (2018). Het belang van woorden.Woorden doen ertoe, een incomplete gids voor woordkeuze binnen de culturele sector.

Oostindie, G.J. (2007). Slavernij, canon en trauma. Universiteit Leiden.

Prior, K. (2007, October). Commemorating slavery 2007: a personal view from inside the museums. In History Workshop Journal (Vol. 64, No. 1, pp. 200-211). Oxford University Press.

Savenije, G. (2014). Sensitive history under negotiation: Pupils’ historical imagination and attribution of significance while engaged in heritage projects. Enschede: Gildeprent Drukkerijen.

Smeulders, V. (2012). Slavernij in perspectief: mondialisering en erfgoed in Suriname, Ghana, Zuid-Afrika en Curaçao. Enschede: Ipskamp Drukkers.

Trouillot, M.R. (1995). Silencing the past: Power and the production of history. Beacon Press.

Van Stipriaan, A. (2014). De achterkant van Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap. Nederland en zijn slavernijverleden. Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit 3, 68-80.

Watson, S. (2016). Why do Emotions Matter in Museums and Heritage Sites. Sensitive pasts: Questioning heritage in education.