De hele Nederlandse geschiedenis samenbrengen in één tentoonstelling: dat klinkt vrijwel onmogelijk. Toch is er een dappere poging ondernomen. Precies een jaar geleden opende in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem de vaste tentoonstelling De Canon van Nederland: een vijftigtal vensters die de historische en culturele ontwikkeling van Nederland weergeven, van ‘hunebedden tot heden’. De bezoeker wordt in het museum echter onder vuur genomen door grof digitaal geschut.
Wat moeten wij Nederlanders écht weten over ons eigen verleden? Dat was het uitgangspunt van de Canon van Nederland, die in 2006 werd gepresenteerd. In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelden historici in vijftig vensters samen, die elk een doorkijk bieden naar belangrijke personen, voorwerpen en gebeurtenissen, die met elkaar het ‘verhaal van Nederland’ vertellen. De canon is in de eerste plaats gemaakt voor ‘de toekomst van Nederland’, ofwel: scholieren. Sinds 2010 vormen de vensters ook de kerndoelen in het geschiedenisonderwijs. Maar eigenlijk zou elke Nederlanders burger de Canon moeten kennen – historici als Mieke Vos zien er zelfs een hoger doel van ‘sociale cohesie’ in terug.
De geschiedenis van de Canon van Nederland zelf is, op z’n zachtst gezegd, niet de meest fraaie. Zo was er voor de lancering al veel kritiek: kunnen vijftig vensters wel een compleet en eerlijk beeld geven van de geschiedenis? Nog altijd is de canon onderwerp van discussie: vrouwenrechten en slavernij zouden volgens critici een grotere rol moeten krijgen. En dan was er ook nog het plan voor een Nationaal Historisch Museum. De Canon, dat al als richtlijn voor het onderwijs en als digitaal platform entoen.nu bestond, zou daarmee een fysieke uiting krijgen. Door protesten en politieke strubbelingen kwam het museum er nooit.
Een betoverende expositie
Tot vorig jaar, zij het in afgeslankte vorm, onder een ander dak. In het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem opende in september 2017 de nieuwe vaste tentoonstelling over de Canon van Nederland. ‘Digitaal’ en ‘interactief’ waren de toverwoorden die in elke omschrijving terugkwamen. En terecht: het is een betoverende expositie.
Wie de expositie betreedt belandt op een plein omringd door filmsets. Tien stuks, gebaseerd op de tien tijdvakken waarin het geschiedenisonderwijs is ingedeeld. De sets zijn stuk voor stuk technische hoogstandjes en voorzien van wandvullende schermen, touchscreens en meerdere spellen. Zo vind je bij de prehistorische set ironisch genoeg de modernste technieken terug: een drukplaat op de grond, waarbij je als jager achter een (digitaal) hert aanrent. Bij de Romeinen kun je op een touchscreen zelf als handelaar aan het werk. En bij elk tijdvak is een spiegel, waarbij je kunt zien hoe jij in die tijd geleefd zou hebben.
Achter de ‘techspeeltuin der geschiedenis’ gaan nog twee zalen schuil. De eerste is een indrukwekkende bioscoopzaal, waarin met een drietal panoramische films wordt laten zien hoe het land dat nu Nederland heet door de eeuwen heen is veranderd, zowel geografisch, geologisch als demografisch. Daarachter loop je af op een grote, interactieve wand van achttien meter breed, met daarop, hoe kan het ook anders: de vijftig vensters van de Canon, met voor wie wil extra achtergrondinformatie.
De geschiedenis van Nederland mag dan wel het onderwerp zijn, de tentoonstelling zelf geeft het ‘museum van de toekomst’ weer: veel te doen, veel te zien, veel interactie. Het museum lijkt zich door de vele games op schoolklassen te richten, maar uiteindelijk is de Canon van Nederland er voor élke Nederlander. Ja, ik heb zelfs opa’s rennend op de drukplaat achter een hert aan zien rennen. Het is een museum voor iedereen, over eigenlijk álles van de Nederlandse geschiedenis.
Enkel een visitekaartje?
En daar ligt meteen de valkuil. Als bezoeker word je overweldigd – niet alleen door de hoeveelheid aan onderwerpen, ook door de hoeveelheid aan technieken. Het resultaat is dat de expositie eerder een etalage van de geschiedenis is dan een museum. Tussen alle schermen zijn echter wel originele attributen te vinden. De 7500 jaar oude Trijntje bijvoorbeeld, het oudste skelet dat in Nederland is gevonden, of de leren handschoenen van Thorbecke. Deze fysieke bewijzen van de geschiedenis worden alleen overschaduwd door alles dat beweegt in de ruimte. Ook de uitleg bij de verschillende objecten is summier. Wie meer wil weten, moet het keycord dat bij binnenkomst gekregen is scannen, en krijgt meer informatie per mail thuisgestuurd.
De expositie van de Canon van Nederland is in veel opzichten uniek, alleen al door de uitzonderlijke multimediale aanpak. Dat de website van het project er eerder was dan de fysieke tentoonstelling is al bijzonder. En dat op die website misschien nog wel meer te lezen valt over de onderwerpen dan in de tentoonstelling, dat zie je ook niet vaak. ‘Je kan zoveel graven als je wilt’, vertelde Martine Gosselink aan de Volkskrant over de tentoonstelling. Maar daarvoor is de bezoeker wel aangewezen op de website. Of beter gezegd: websites. Naast entoen.nu heeft de Canon ook nog een eigen website, waarbij nog meer informatie te vinden is. De scheiding tussen de online en de offline wereld zijn bij de Canon van Nederland miniem. Enerzijds vult het elkaar perfect aan: zowel in het museum als virtueel is genoeg te beleven. Anderzijds is het museum zelf verworden tot enkel een (prachtig, indrukwekkend) visitekaartje voor het grotere geheel. Wie meer wilt weten over vensters als ‘Rembrandt’ en ‘slavernij’ komt uiteindelijk in andere musea beter aan zijn trekken.
Wat de makers van de tentoonstelling van de Canon van Nederland exact voor ogen hadden is niet in verantwoording terug te vinden. Als het een kennismaking in vogelvlucht is met het verhaal van Nederland, waarbij plezier en verbazing het hoofddoel is, dan is het uitermate goed gelukt. Moet het echt een plek zijn om veel te leren en dieper te graven in het verhaal, dan schiet dat met de overload aan digitale snufjes zijn doel voorbij. Historicus Christiaan Weijts omschreef de expositie vorig jaar in NRC Handelsblad treffend als ‘aanmaaklimonade van de geschiedenis’, waarbij je zelf nog het water moet toevoegen. Daar drink ik op.
Dit artikel is geschreven voor de masteropleiding Publieksgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam 2018-2019