‘Wat studeer je ook alweer?’, vraagt mijn tandarts elk half jaar terwijl hij m’n gebit aan het spiegelen is. ‘Comwucatiewetenscha..’, mompel ik. ‘Nou, dan kan je zeker goed communiceren!’, concludeert m’n tandarts toen hij in m’n mond aan het pielen was. ‘Moet je zeker de hele dag telefoneren enzo!’ Ik lachte, met kiespijn.
De bachelor Communicatiewetenschap volgens mijn tandarts. Maandagochtend van negen tot elf een hoorcollege ‘Praten & Communiceren’ in de Oudemanhuispoort. De hoorcollegedocent heeft al een paar keer om stilte gevraagd, tevergeefs. Dinsdagmiddag volgt de werkgroep ‘Communiceren in de praktijk’. In groepjes ga je leren communiceren, één vormt de ruis. Woensdag moeten we thuis oefenen communiceren. De laatste werkgroep is op donderdag, ‘Telefoneren, mailen en schrijven’. Het tentamen bestaat uit een echt telefoongesprek. Een pittig twaalfpuntsvak, hoor.
Een oproep aan de universiteiten: doe iets aan de naam. Helemaal achterlijk kunnen we mijn tandarts niet verklaren. Een oud-klasgenoot studeert Antropologie, en verdomd, ik voel me toch opeens bekeken. ‘O, je studeert Engels? Doe eens een stukje, darling!’ Ontwikkel je jezelf bij Ontwikkelingsstudies? En heel je tanden bij tandheelkunde? Hele tanden?
Binnenkort moet ik weer op controle. De controle van wat ik studeer. ‘Een driejarig onderzoeksprogramma naar de effecten van media op het gebied van corporate communicatie, entertainment, persuasieve communicatie en politieke communicatie, gecombineerd met academische onderzoeksvaardigheden om de betrouwbaarheid en validiteit binnen studies te waarborgen. En ja, het bevalt meer dan goed!’ Hij staat met z’n hand vol tanden.