Het begon vier maanden geleden nog vrij onschuldig met een blanco Worddocument. Een half geformuleerde onderzoeksvraag, een naam en een studentnummer. Inmiddels is het document uitgegroeid tot een monster van een onderzoek. We noemen hem liefkozend mijn scriptie.
In mijn scriptie heb ik gekeken naar de toonzetting van de mediaberichtgeving ten aanzien van politieke actoren (politici, politieke partijen, politieke instituties). Of de toon verschilt tussen verschillende soorten verkiezingen of verschillende soorten media: niet echt. Alleen worden politieke actoren ten tijde van Europese Parlementsverkiezingen minder positief gepresenteerd in de media dan rondom Tweede Kamerverkiezingen. U merkt al, maanden werk.
Nadat ik mij had ingeschreven voor mijn ‘afstudeerproject’, want scriptie klinkt te oppervlakkig, had ik enkele verwachtingen. Enkele, u raadt het al, hypothesen.
H1: Het schrijven van een scriptie is eigenlijk hetzelfde als elk ander onderzoek
H2: Je hebt zelf alle tijd om op eigen kracht, individueel, je scriptie af te ronden
H3: Je hebt een begeleider die af en toe zegt dat het goed gaat en verder koffie drinkt
Alle hypothesen zijn natuurlijk verworpen. Ten eerste is een scriptie niet zomaar elk ander simpel onderzoekje dat je eerder op de universiteit hebt gedaan. Alleen al de hoeveelheid ingeruimde tijd had mij vooraf al af moeten schrikken, want vier maanden werken aan één verslag, dat klinkt beangstigend. In het begin ga je nog voortvarend te werk, maar langzaam maar zeker merk je dat je niet zomaar even verder kan schrijven. Op zoek naar literatuur, operationalisaties en eigen motivatie. Het vertrouwen in mijn scriptie varieerde per periode.
De verhalen van lotgenoten die hun scriptie alleen op een zolderkamer, zonder enig besef van tijd moeten schrijven, bleken bij het afstudeerproject niet te gelden (misschien dat het daarom een project was). In werkcolleges werd willekeurige literatuur besproken en ook het proces van dataverzameling gebeurde niet alleen: we werkten in groepjes. Groepjes! Dat gebeurt dus niet alleen in het propedeusejaar van een HBO-opleiding. We hadden zelfs een WhatsAppgroep aangemaakt, zo leuk vonden we het.
Of onze scriptiebegeleider koffie drinkt weet ik niet, misschien ook wel thee, maar het vormt, in tegenstelling tot zijn collega’s op de universiteit, niet de dagtaak. Onze scriptiebegeleider was speciaal uit België geïmporteerd (hij ging elke keer op en neer met de trein van Antwerpen naar Amsterdam, respect) en blonk uit in zijn kennis en vooral enthousiasme als het aankomt op inhoudsanalyses. Dat wij er af en toe toch wat moeite mee hadden was voor iemand die onderzoek uitvoert alsof het ademen is een uitdaging.
Maar hij is af. Zo’n elfduizend woorden, met guitige boventitel (een ‘toonaangevend onderzoek’), maar zonder vrolijke afbeeldingen op het voorblad. Ingeleverd en wel. En nu maar wachten op die Spinozapremie.