De afgelopen weken heb ik mij voor de lerarenopleiding geschiedenis verdiept in ons vaderlands verleden. Van de bandkeramische tot de trechterbekercultuur, van het Eerste tot het Tweede Stadhouderloze Tijdperk en van de Gouden Eeuw tot de Zilveren Eeuw: de Nederlandse geschiedenis is bijzonder complex. Dat is geschiedenis eigenlijk altijd. En dan zijn er nog zoveel dingen die het nog ingewikkelder maken. Wie zich in de geschiedenis stort, loopt kans om zich historisch gruwelijk te ergeren. Canonne zeg he!
1. Ze heetten allemaal Willem. Karel, Floris, Jan: het is allemaal nog redelijk uit elkaar te halen. Maar wie in de geschiedenisboeken duikt komt, zeker in de Nederlandse geschiedenissen, alleen maar Willems tegen. Graaf Willem rond 1250, stadhouder Willem rond 1750, koning Willem rond 1850. Waarom heette er niet één gewoon Frits, of Rodney?
2. Ze trouwden allemaal met elkaar. Tegenwoordig zouden we het een ‘slet’ noemen, maar vroeger was het heel normaal om van bed naar bed te springen. Zo trouwde Jacoba van Beieren maar liefst vier keer, alleen maar om haar eigen positie te verbeteren. Je ziet door alle stambomen het bos niet meer.
3. Ze wisten van geen ophouden. Een verdrag hier, een oorlog daar: de laatste honderden jaren zat niemand stil – constant geschiedenis schrijven. Daarom is de prehistorie zo lekker rustig. Af en toe een grottekening maken, of een pot in de aarde begraven. Heerlijk, die rust.
4. Ze waren flexibel met de grenzen. Probeer maar eens van elke eeuw de kaart van Nederland te tekenen. Toen hoorden we bij het Romeinse rijk, toen wilde Karel de Grote ons hebben, toen niemand. Het aantal provinciën was zo ongeveer zeventien, zeven en elf. En toen wilden we zo graag nog Flevoland maken..
5. Ze waren allemaal zo gelovig. Alsof alle namen en jaartallen al niet ingewikkeld genoeg zijn, is het geloof een doorlopende, onduidelijke factor. Dan mag je wel katholiek zijn, dan weer niet, dan alleen protestants, dan alleen calvinistisch. En de keuze om gewoon ‘niet gelovig’ te zijn was nog niet uitgevonden.
6. Ze maakten zoveel ruzie met elkaar. De ene oorlog was nog niet klaar of de andere begon al. Van duidelijke vaste bondjes was nog geen sprake: je vocht mee met wie dat het handigst was. Hoogtepunt was in 1648, toen ongeveer 283 verdragen werden getekend om 314 oorlogen te beëindigen. ‘En nou is het klaar!’
7. Ze gaan allemaal snel de pijp uit. Hij moet dolblij geweest zijn toen hij in 1647 eindelijk stadhouder mocht worden: Willem II. Hij ontpopte zich tot een bijzonder incompetente leider en kon daar ook maar kort van genieten. In 1650 stierf hij door koorts en pokken. Ook al zo weinig ambitieus.